Fobie

Psycholoog Utrecht Oost

Wat is een fobie?

Een fobie is een overmatige, irrationele angst voor een situatie, plaats, object, persoon of dier. Wanneer iemand met een fobie geconfronteerd wordt met object of de situatie waar hij of zij bang voor is, leidt dat tot verhoogde lichamelijke arousal (bv snellere hartslag, zweten, trillen) en extreme angst. Enkelvoudige fobiën komen veel voor maar de meeste mensen zoeken hiervoor geen hulp. Alleen wanneer de angst je belemmert in je dagelijks leven zal je geneigd zijn je te wenden tot een therapeut. Zo kon iemand met hoogtevrees prima functioneren tot hij een vriendin kreeg die in een wolkenkrabber woonde. Diverse angsten komen vaak voor in de normale ontwikkeling van kinderen. Ze verdwijnen na verloop van tijd vanzelf weer.

Om volledig te voldoen aan de criteria van specifieke fobie, moet iemand zelf beseffen dat zijn angst overdreven of niet realistisch is. Tenslotte moet de angst je in het dagelijks leven in de weg zitten. Dat laatste punt is belangrijk. Veel mensen hebben overdreven en niet realistische angsten. Zolang deze hun dagelijks leven echter niet hinderen, zal de diagnose specifieke fobie niet worden gesteld.

Fobieën kunnen betrekking hebben op veel gebieden. Men onderscheidt vijf subtypen: dierfobieën (honden, spinnen, etc.), fobieën voor de natuurlijke omgeving (bliksem, hoogte, etcetera), bloed-, injectie- en letselfobieën (injecties, medische ingrepen, etcetera), situationele fobieën (tunnels, reizen in een vliegtuig, etcetera) en andersoortige fobieën (grote ruimtes, braaksel, etcetera).

Wetenschappelijke inzichten

Uit onderzoek (Goldstein en Chambless) is gebleken dat het ontstaan van een fobie in ongeveer 50% van de gevallen verband hield met traumatische ervaringen. Voorbeeldgedrag en informatieoverdracht speelt vaak ook een rol bij het ontstaan van een fobie. Zo zijn kinderen vaak bang voor dezelfde situaties als hun moeder. Er is weinig bewijs voor een erfelijke bepaaldheid van enkelvoudige fobieën.

Wat is een bewezen effectieve behandeling bij een fobie?

In de GGZ Richtlijnen angststoornis staat beschreven dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat cognitieve gedragstherapie aangewezen is als effectieve behandeling voor de enkelvoudige fobie. Cognitieve gedragstherapie is één van de verschillende richtingen binnen de psychotherapie. Andere stromingen binnen de psychotherapie zijn psychoanalytische therapie, clientcentered therapie en systeemtherapie. Cognitieve gedragstherapie richt zich zowel op het denken als op het gedrag van mensen. Er zijn voor specifieke fobie cognitief gedragstherapeutische procedures ontwikkeld.

Hoe verloopt cognitieve gedragstherapie bij specifieke fobie?

Cognitieve gedragstherapie bij specifieke fobie bestaat uit verschillende delen.

  1. Realistische informatie. Samen met de psycholoog wordt gekeken in hoeverre de angst voor de fobische situatie rationeel is. Meestal weten mensen dat het niet altijd realistisch is wat ze denken, bijvoorbeeld in het geval van een spinnenfobie, wanneer iemand vreest dat de spin hem zal doden. Soms is het wat gecompliceerder. Er bestaan bijvoorbeeld wel honden die bijten en er worden mensen getroffen door de bliksem.
  2. De angstladder. Er wordt een angsthiërarchie opgesteld. Samen met de psycholoog wordt er een lijst gemaakt van situaties waarvoor je bang bent.  Die situaties worden op volgorde gezet naar oplopende moeilijkheidsgraad.
  3. Afspraken over en uitvoeren van ‘blootstelling’. Er worden met de cliënt afspraken gemaakt om stelselmatig de situaties uit de angstladder te gaan opzoeken: eerst de relatief gemakkelijke situaties, daarna de moeilijke. De cliënt moet immers vertrouwd raken met zijn  angstwekkende situatie. Daartoe moet hij of zij net zo lang in de gevreesde situatie blijven totdat de angst voldoende is verminderd. ‘Blootstellingoefeningen’ worden soms gedeeltelijk binnen de sessies maar ook thuis uitgevoerd. Wie vrees heeft voor honden kan samen met de psycholoog plaatjes kijken van honden en eventueel de straat op gaan om een hond te aaien. Een cliënt met een spinnenfobie kan in tijdens de sessie worden blootgesteld aan spinnen in glazen potjes. Zodra de angst voor spinnen in gesloten potjes voldoende is afgenomen, kunnen de potjes worden geopend. Alle stappen in de blootstelling worden vooraf duidelijk besproken.
  4. Nabespreken en nieuwe afspraken over blootstelling. De huiswerkoefeningen worden steeds met de psycholoog besproken. Er worden nieuwe afspraken gemaakt over de volgende stap op de angstladder. Dit wordt net zo lang voortgezet totdat de specifieke fobie voldoende is overwonnen.
  5. ‘Anders denken’ en/of ‘nieuwe vaardigheden leren’. Er wordt gekeken naar irrationele overtuigingen die je hebt en er wordt geleerd deze kritisch te beschouwen. Mensen met bloed,- injectie-, en letselfobie vallen eerder flauw dan mensen met andere angststoornissen. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door een biologisch mechanisme: bij het zien van bloed laat het lichaam automatisch de bloeddruk dalen. Daardoor kan de wond sneller helen. Een te snelle bloeddrukdaling leidt echter ook tot flauwvallen. Veel mensen met een bloed,- injectie- , en letselfobie zijn juist erg bang om flauw te vallen.Daarom leren mensen al in de eerste fase van de behandeling een vaardigheid aan die zorgt voor een tijdelijke bloeddrukverhoging. Zo wordt het risico om daadwerkelijk flauw te vallen bij het zien van bloed teruggedrongen. Het is een eenvoudige vaardigheid die ‘toegepaste aanspanning’ of in het Engels ‘applied tension’ heet. Ze bestaat uit het aanspannen van een aantal spieren in het lichaam. ‘Toegepaste aanspanning’ moet worden toegepast tijdens de blootstellingoefeningen.

Wat is doorgaans het effect van een behandeling?

Een heel groot deel van de cliënten met een fobie (70- 90 %) heeft baat bij de behandeling met cognitieve gedragstherapie. Voor meer informatie kun je terecht op de website van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve Therapie, zie www.vgct.nl. Elke psycholoog die werkzaam is bij Psycholoog Utrecht Oost is tevens geregistreerd als cognitief gedragstherapeut.